De gebruikelijkloonregeling geldt voor werknemers met een aanmerkelijk belang in de vennootschap waarvoor zij werken. De regeling houdt in dat het loon ten minste gelijk moet zijn aan het hoogste bedrag van 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, het loon van de meestverdienende andere werknemer van de vennootschap of € 45.000. Onder omstandigheden kan een lager loon dan het aldus bepaalde bedrag worden betaald.
De gebruikelijkloonregeling was in het verleden iets anders omschreven. De werkgever kon aannemelijk maken dat voor vergelijkbare dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelde, in het economisch verkeer een lager loon dan het vaste bedrag van thans € 45.000 gebruikelijk is. Dan gold dat lagere bedrag als gebruikelijk loon. De inspecteur kon aannemelijk maken dat een hoger loon gebruikelijk was. Slaagde hij daarin dan werd het loon verhoogd met inachtneming van een doelmatigheidsmarge van 30%.
De Belastingdienst verhoogde het aangegeven loon van een dga over het jaar 2014 tot een bedrag van € 35.000. Noch bij de rechtbank, noch bij het gerechtshof slaagde de dga erin om aannemelijk te maken dat het gebruikelijk loon lager lag dan dat bedrag. Omdat de Belastingdienst het gebruikelijk loon op een lager bedrag dan het destijds geldende vaste bedrag van € 44.000 had vastgesteld, was vermindering met de doelmatigheidsmarge niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond verklaard.