De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Eerste Kamer uiteengezet waarom het wetsvoorstel bedrag ineens, regeling vervroegd uittreden (RVU) en verlofsparen nog voor de jaarwisseling behandeld zou moeten worden.
Het wetsvoorstel vloeit voort uit de afspraken die zijn vastgelegd in het pensioenakkoord. Het spoedeisend karakter van het wetsvoorstel betreft de versoepeling van de RVU-heffing. De voorgestelde versoepeling maakt het mogelijk om tot drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. In het pensioenakkoord is afgesproken dat deze maatregel op 1 januari 2021 in zal gaan. De regelingen voor vervroegd uittreden kunnen worden ondersteund via een subsidieregeling. De inwerkingtreding van deze subsidieregeling is gekoppeld aan het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Wanneer de behandeling van het wetsvoorstel na de jaarwisseling zou plaatsvinden, hebben werkgevers geen zekerheid dat er geen RVU-heffing geheven zal worden over de vervroegde uittreedregeling. Ook is onzeker of de vervroegde uittreedregeling voldoet aan de voorwaarden van de nog niet ingevoerde subsidieregeling.