Inkomsten zijn niet alleen belastbaar wanneer zij daadwerkelijk zijn ontvangen, maar ook wanneer zij, hoewel nog niet ontvangen, vorderbaar en inbaar zijn of wanneer zij rentedragend zijn geworden. Een voorbeeld van vorderbare en inbare inkomsten zijn pensioentermijnen die verschuldigd zijn maar door de pensioenuitvoerder niet zijn uitbetaald.
Dat deed zich voor bij een dga, die bij zijn bv pensioen had opgebouwd. De uitkering van pensioen zou op 1 mei 2013 ingaan. De bv keerde in 2013 echter geen pensioen aan de dga uit. De inspecteur corrigeerde de ingediende aangifte IB van de dga door 8/12 van het jaarlijkse pensioenbedrag bij het inkomen te tellen.
Hof Den Haag was van oordeel dat het pensioenbedrag terecht bij het inkomen was geteld. Volgens het hof had de dga zijn aanspraak op pensioen prijsgegeven. De inspecteur had volgens het hof de gehele pensioenaanspraak als loon uit vroegere dienstbetrekking moeten belasten. Het hof vond de omstandigheid dat de dga geen actie had ondernomen toen de bv de in 2013 verschuldigde pensioentermijnen niet betaalde voldoende voor het oordeel dat de dga de hele aanspraak had prijsgegeven. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad niet juist. Toch bleef de aanslag in stand. Volgens het hof waren de over 2013 verschuldigde pensioentermijnen in dat jaar vorderbaar en inbaar. Daarom zijn deze termijnen volgens de Hoge Raad terecht in dat jaar in de belastingheffing betrokken.